Binnen ons pedagogisch klimaat moeten de leerlingen weten dat zij gewaardeerd worden. Zij leren vertrouwen te stellen in een ander, zodat de ander kan bijdragen aan de ontwikkeling. Onze leerlingen leren geloven in eigen kennen en kunnen, zodat zij zichzelf actief kunnen ontwikkelen. Wij streven met onze leerlingen naar zelfstandigheid. We willen realiseren dat ze een eigen aandeel nemen in hun ontwikkeling en het leren. Hierdoor ervaren ze dat ze iemand zijn en dat ze iets kunnen, competent zijn.
Wij vinden het erg belangrijk dat leerlingen zich veilig voelen. Een duidelijke en vooral voor iedereen herkenbare structuur en sfeer van vertrouwen zijn daarbij erg belangrijk.
Wij realiseren dit op het Mozaïek door te werken met het programma School- Wide Positive Behaviour Support (SWPBS): Goed gedrag kun je leren. Begin 2013 is het Mozaïek het PBS-certificaat toegekend. Wij zijn daarmee de eerste officiële SWPBS-school van Nederland!
Lees meer over SWPBS:
De drie pijlers (waarden) waarop SWPBS op het Mozaïek rust zijn de basiswaarden: Respect, Verantwoordelijkheid en Veiligheid. Deze waarden zijn voor de kinderen gevisualiseerd door gebruik te maken van onze mascotte “Piebie”. Op vaste plekken in de algemene ruimtes en in de klassen hangen posters waarop Piebie laat zien welk gedrag verwacht wordt in die ruimte.
Elke week staan in de hele school dezelfde afspraken centraal. Over deze afspraken wordt minimaal één keer per week een les gegeven rondom de verwachtingen gewenst gedrag.
Rollenspel is binnen SWPBS een belangrijke techniek om leerlingen vaardigheden aan te leren. Rollenspel geeft leerlingen de kans om in een veilige situatie te oefenen met nieuwe vaardigheden, voordat ze dit in de situatie gaan toepassen.
Uitgangspunt binnen onze school is zoveel mogelijk het gewenste gedrag te bekrachtigen en ongewenst gedrag te negeren.
Belangrijk daarbij is het geven van complimenten en Piebiekaarten, gekoppeld aan de verwachtingen van gewenst gedrag. Het geven van complimenten gebeurt gedurende de hele dag, waarbij het gewenste gedrag concreet wordt benoemd. Het noemen van de naam van de leerling geeft nog meer kracht. ‘Luuk, wat heb jij je jas netjes opgehangen’.
In elke klas wordt door de leerkrachten, samen met de leerlingen bijgehouden hoeveel Piebiekaarten elke leerling heeft verdiend. Dit geeft de leerkracht inzicht of deze iedere leerling voldoende heeft bekrachtigd.
Naast het bekrachtigen van gewenst gedrag, is er ook een duidelijke procedure voor het reageren op ongewenst gedrag. Binnen de school zijn heel duidelijke afspraken over hoe we met elkaar omgaan en wat wel en niet kan en mag.
De consequenties voor ongewenst gedrag (reactie leerkracht, nadenkplek, time-out, achterwacht, educatieve correcties) worden, net als de gedragsverwachtingen binnen de school, regelmatig geoefend met alle leerlingen tijdens de lessen. Dit doen wij o.a. door rollenspel; het voordoen van ongewenst gedrag en de consequentie die hierop kan volgen. De leerlingen weten zo welk gedrag welke consequentie tot gevolg kan hebben.
U als ouder wordt na een ernstig incident waar de achterwacht bij ingezet is, gebeld door de leerkracht en al naar gelang de ernst van het incident ook voor een gesprek op school gevraagd. Bij het herhaaldelijk voor komen van een ernstig incident waarbij de achterwacht is ingezet (vier keer binnen twee weken) wordt u altijd voor een gesprek op school gevraagd.
Binnen de school is een gedragsteam samengesteld. In dit team zitten vertegenwoordigers uit alle geledingen van de school; een leerkracht uit de onder-, midden-, bovenbouw, de locatiedirecteur, de intern begeleider en twee ouders. Het gedragsteam stippelt de route van het SWPBS-proces. Er is een gedragsteamcoördinator die het proces op de werkvloer goed in de gaten houdt. Het gedragsteam komt minimaal een keer per maand bijeen.
Op het Mozaïek hebben we een SWPBS ouderteam. Maar wat doet dit team? Het team bestaat uit (nu nog) ongeveer vijf ouders die één keer in de paar maanden bijeenkomen onder leiding van Marlies van Roomen en Angela Buitink. We geven op zo’n avond, binnen een strakke tijdsplanning, onze mening, opmerkingen, eventuele verbeter- of aandachtspunten vanuit de ouders omtrent SWPBS. Onze input nemen zij weer mee om dit te bespreken binnen het SWPBS-team.
Maar niet alleen met betrekking tot de SWPBS wordt onze mening/advies gevraagd. Het gaat om eigenlijk alles wat ons opvalt binnen de school. Zo hebben wij bijvoorbeeld aangegeven dat de communicatie naar ouders over bijzondere data op school niet vlekkeloos verliep. Dit is door school positief opgepakt en er is op de website een kalender gekomen, waarop al heel veel informatie te vinden is. Ook hebben we meegedacht over hoe we een ouderavond op een leuke en leerzame manier invulling konden geven om het SWPBS-verhaal onder de aandacht van de ouders te brengen. Ook daarnaar is door de school goed geluisterd: er heeft een bijzonder leuke ouderavond plaats gevonden, die naar ieders tevredenheid is geweest.
Wellicht wilt u ook uw steentje bijdragen aan nieuwe, verfrissende ideeën over de gang van zaken op school. U bent dan eens in de paar maanden een paar uurtjes van grote waarde voor Het Mozaïek. Interesse? Meldt u dan aan bij Marlies of Angela (leerkracht en coördinator van het oudergedragsteam).
Marlies van Roomen: [email protected]
Angela Buitink: [email protected]
Ons team is getraind in de Geef me de 5 (Gmd5) Methode. De basishouding die hierbij hoort, sluit aan bij SWPBS. Een aantal basisvaardigheden en communicatievaardigheden worden toegepast in het groene niveau: het basisniveau van SWPBS binnen onze school.
De volgende technieken worden door leerkrachten op het Mozaïek toegepast binnen de communicatie met leerlingen. Deze manier van communiceren maakt leerkrachten voorspelbaar en zorgt ervoor dat de relatie met leerlingen positief blijft.
Zeg wat wel:
De leerkracht spreekt gedragsverwachtingen uit in termen van wat hij Wel wilt zien.
“Buiten mag je rennen, binnen loop je.”
Spreek positief / Zet negatief om naar (meer) positief:
De leerkracht spreekt zich positief uit over de leerling. In aansluiting daarop zorgt de leerkracht voor een positieve houding t.o.v. de wereld om een leerling heen waarbij een respectvolle benadering van de omgeving en de samenleving wordt voorgeleefd. De leerkracht helpt leerlingen die zich vaak negatief uiten meer positief te denken, zodat taken hen minder zwaar vallen. De leerkracht ontvangt negatieve boodschappen neutraal: “Ik hoor wat jij zegt”. De leerkracht buigt dit om naar meer positief door het gebruik van humor en positief labelen (maak het positieve groot, benoem voordelen en koppel dit aan interne motivatie of feiten zodat een leerling er in gaat geloven.
“Als je dit kunt, kun je … dat ook.” “Gelukkig gaan we vanmiddag gymmen, dit vind jij leuk, zo wordt het toch een leuke dag.”
Spreek kernachtig:
De leerkracht bedenkt van tevoren wat hij wil zeggen, spreekt in korte zinnen, vermijdt overbodige informatie, bespreekt een onderwerp per keer en vermijd herhaling.
“De rekenles is bijna afgelopen, we gaan zo naar buiten. Als je klaar bent mag je vast opruimen en je jas pakken en je klaar maken voor het buiten spelen”/ “De rekentijd stopt over 5 minuten. Als de timer wit is, pak je jouw jas en ga je op je stoel zitten. Als iedereen zit gaan we naar buiten.”
Zeg sorry:
De leerkracht zegt sorry wanneer hij, of een andere volwassene niet duidelijk is geweest of wanneer een taak niet uitgevoerd kan worden door onduidelijkheid of de moeilijkheidsgraad. Sorry zeggen levert je respect op en herstelt de relatie.
“Sorry/foutje/dom van mij, ik was niet duidelijk… “/ “Sorry, ik heb jou de verkeerde opdracht gegeven.” “Dan had ik het fout, neem me niet kwalijk.”
Stem af op zijn ik:
De leerkracht stemt zijn communicatie per moment af op de behoefte van de leerlingen. Zo maakt een leerkracht onderscheid tussen situaties waarin een leerling serieus benadert moet worden of met humor. De leerkracht stemt af op de interesses e n motivatie van leerlingen.
Naast communicatie met Geef me de 5 technieken, zetten leerkrachten op Het Mozaïek ook een aantal basisvaardigheden in die uit deze methode komen. Door het inzetten van deze vaardigheden zorgen de leerkrachten gedurende de dag voor een duidelijke voorspelbare omgeving voor de leerlingen.
Waarnemen Aansluiten Toevoegen:
De leerkracht observeert waar een leerling mee bezig is door te wachten, te kijken en te luisteren. De leerkracht sluit hier kort bij aan door te reageren op wat een kind zegt, mee te doen of te benoemen wat je ziet. Vervolgens voegt de leerkracht toe door te zeggen wat deze doet of van plan bent of wat de leerkracht wil dat een leerling nu gaat doen. De leerkracht zorgt dat hij in zijn boodschap duidelijk is op de 5.
Duidelijk op de 5:
De leerkracht zorgt ervoor dat alle taken en boodschappen voor de leerling duidelijk zijn op de 5 (WAT, HOE, WAAR, WANNEER, WIE). Wat er gaat of moet gebeuren, Hoe het gedaan moet worden, Waar het gaat gebeuren, Wanneer het gaat of moet gebeuren, begin en eindtijd, Wie eraan mee doet.
Ondertitelen:
De leerkracht verduidelijkt voor de leerlingen de omgeving, ik en de ander, de taken, toekomst en verleden.
Omgeving: “Je hoort een boormachine, meester Peter hangt een klok op in BB2”.
Ik en de ander: “Je maakt de rekentoets zonder fouten, jij bent goed in rekenen”, “Jij houdt van voetballen, je kijkt altijd blij als je daar mee bezig bent.” “Zijn hoofd is vol, laat hem maar even met rust.” “Hij is gevallen, daarom is hij verdrietig, want hij heeft pijn.”
Taken: “Altijd als we gaan werken pak je jouw werkpotlood, gum en vragenkaartje.” “Na het maken van je spelling, lees je een boek.”, “Als je hoofd vol raakt, ga je altijd padden op de padbank.”
Toekomst: “Vanmiddag ga ik de tafelgroepjes veranderen. Als je morgen op school komt staat jouw tafel daar.”
Verleden: “Jij was aan het spelen op de schommel, toen viel jij ervan af en daardoor heb je pijn aan je knie.”
Veranderingen: “Er is een verandering. Vandaag spelen wij nog buiten voor het eten. Vanaf morgen is dit anders. Dan spelen we buiten na het eten.”
Generaliseren:
De leerkracht generaliseert aangeboden regels naar gelijksoortige situaties waarin dezelfde afspraak geldt.
“Je loopt rustig. Dit geldt altijd in de hele school, dus in de klas, maar ook in de gang of bij muziek. Uitzondering is de gymzaal, daar mag je rennen als de meester het zegt.” “Jij snapt deze sommen, dan kun jij ze ook maken op donderdag als juf… er is.”
Waarom uitleggen:
Met feiten: “Alle kinderen op alle scholen in Nederland moeten spelling leren, dus jij ook, dat moet van de regering.” “De afspraak is dat: …”
Met een dooddoener: “Zo doen we dat hier op school.” “Omdat het afgesproken is.” “Omdat het dinsdag is.”
Met gevolgen verduidelijken: “Als je niet leert lezen, kun je geen app-jes lezen die vrienden jou sturen.” “Je moet leren klokkijken, zodat je op tijd kunt komen.”, “Je moet je aan de regels houden, zodat je geen problemen krijgt op school.”
Met aanspreken van interne motivatie: “Jij wilt naar het VMBO-BB, dan moet je deze sommen oefenen, zodat je de toets haalt.”
Doorvragen:
De leerkracht vraagt door met “want” in plaats van “waarom”. De leerkracht blijft doorvragen totdat de oorzaak duidelijk is.
Wanneer er niet doorgevraagd kan worden met “want”, verzamelt de leerkracht meer informatie met “en”.
Door een conclusie te trekken controleert de leerkracht of hij bij de juiste oorzaak is en of de leerling en leerkracht beiden het besprokene goed hebben begrepen: “Dus…, omdat…. Klopt dat?”
“Jij ben niet gestart met rekenen, want…?
Niet Ingevulde Tijd (NIT) herkennen/ in de taak zetten:
De leerkracht signaleert leerlingen die ongewenst gedrag vertonen door NIT. In deze situaties zorgt de leerkracht ervoor dat hij de leerling een taak geeft welke duidelijk is op de 5 (dit noemen we in de taak zetten). Zo heeft de leerling een invulling van de tijd, is de ketting van taken weer aaneengesloten en neemt het ongewenste gedrag af.