Pestpreventie SWPBS


Pestgedrag is te vergelijken met een brandende kaars. Net als de kaars zuurstof nodig heeft, heeft pestgedrag aandacht nodig om aan te houden. Passend bij de werkwijze van SWPBS is de pestpreventie ontwikkeld. Met deze preventieve pest aanpak leren de leerlingen hoe de aandacht van pestgedrag weggehaald kan worden, door een driestappenreactie: het gebruik van een stopsignaal, weglopen en praten met een volwassene.
Deze interventie wordt niet alleen aangeleerd, maar ook geoefend en bekrachtigd.

Het woord ‘pesten’ gebruiken wij in principe niet tegenover de leerlingen. Wij gebruiken de volgende omschrijving: ‘gedrag dat als onprettig wordt ervaren’.

De volgende definitie is op Het Mozaïek vastgesteld:
“Pesten is een herhaalde en gedurende langere tijd negatieve benadering waarbij één of meer personen proberen een andere persoon fysiek, verbaal of psychologisch schade toe te brengen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld.”

Het pestpreventieprogramma bestaat uit vaste lessen welke voor elke bouw zijn uitgewerkt. Hierin wordt de reactieketen ‘Stop, Loop, Praat’ aangeleerd en geoefend met de hele klas. Er is daarbij aandacht voor het weghalen van de aandacht voor pesten.
De kinderen leren ook hoe zij moeten reageren wanneer tegen hen ‘Stop’ gezegd wordt door een ander. Er wordt geoefend met specifieke situaties waarin deze procedure wel of juist niet gepast is.
Door veel met de kinderen te oefenen hopen wij te bereiken dat de reactieketen een automatisme voor hen wordt. Voor de hogere groepen is er een extra les, specifiek gericht op pesten via social media.

Bij ‘Stop’ wordt een handgebaar gebruikt waarbij de hand op borsthoogte wordt gehouden en de vingers recht omhoog gestrekt zijn. Daarbij wordt de adem laag gebracht en stevig “Stop” gezegd.
De kinderen leren in de pestpreventielessen hoe zij dit kunnen doen. Er wordt aandacht besteed aan stevig staan, stevig stop zeggen en het goede handgebaar.
Wanneer dit niet het gewenste effect heeft en het pesten gaat door, leren we de kinderen door te gaan naar de tweede stap: ‘Loop’. Daarbij is het vooral de bedoeling de aandacht voor het pesten weg te halen, net als de kaars waar geen zuurstof meer voor is, zodat het pestgedrag stopt.  We leren de kinderen stevig staan, met de adem in hun buik, kin is recht naar voren, borst ietsje vooruit, schouders ontspannen laten hangen en armen ontspannen laten mee zwaaien. De leerling kijkt zelfverzekerd naar de ander, stapt gecentreerd weg, blijft de ander aankijken en zodra de ander uit het gezichtsveld is, lopen ze weg.
Mocht blijken dat het pesten niet stopt, dan is de derde reactie: ‘Praat’ van toepassing. De leerling gaat dan naar een volwassene toe en vraagt om hulp voor het oplossen van het probleem.

Toezichthouden is binnen Pestpreventie-SWPBS (pp-SWPBS) een belangrijk item. Door met elkaar af te stemmen hoe toezicht gehouden moet worden in ongestructureerde situaties, zoals in de bibliotheek, de handvaardigheid ruimte, de gymnastiekzaal, de gangen en op het schoolplein wordt voor de leerlingen de reactie op pestgedrag en het inzetten van stop-loop-praat eenduidig en voorspelbaar.

Om specifiek te oefenen hoe we als volwassenen moeten reageren op meldingen van pestgedrag wordt met het team de reactie geoefend. Het gaat hierbij om het oefenen met:

  • Het waarschuwen van leerlingen om incidenten te voorkomen;
  • Het geregeld belonen van leerlingen die op de juiste manier reageren;
  • Het consequent reageren op meldingen van pestgedrag.

Ouders hebben een belangrijke rol in het signaleren van pestgedrag. Wanneer zij signalen zien van pestgedrag bij hun kind (als slachtoffer dan wel dader) kunnen zij dit altijd melden bij de leerkracht van hun kind, bij de intern begeleider of de directeur.

Wanneer een interventie op het gebied van pestpreventie nodig is, zullen ouders hier altijd van op de hoogte worden gesteld. In een gesprek wordt aangegeven welke interventie ingezet wordt en worden afspraken gemaakt over de manier waarop de ouders hun kind het beste kunnen begeleiden en reageren.

Coördinator en aanspreekpunt Sociale Veiligheid
De wet Veiligheid op school verplicht onder meer dat elke school ervoor zorgt dat er een coördinator en aanspreekpunt Sociale Veiligheid is. Het aanspreekpunt op Het Mozaïek is Peter Krijnen.
Hij is het eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor het opvangen van de (ouders van de) gepeste leerling. Samen brengen ze de situatie in kaart en de mogelijke acties gericht op het oplossen van de pestsituatie. Daarbij verwijst en begeleidt Peter Krijnen eventueel naar andere medewerkers binnen de school.
Daarnaast leveren Marlies van Roomen en Angela Buitink als SWPBS-coördinatoren een actieve bijdrage aan een sociaal veilig schoolklimaat door het geven van voorlichting en het organiseren van preventieve activiteiten, verder fungeren zij als gesprekspartner en klankbord voor collega’s en beleidsadviseur op het gebied van sociale veiligheid. Tenslotte coördineren zij het beleid in het kader van het tegengaan van pesten.

Ook op het Mozaïek hebben wij een vertrouwenspersoon, dat is de schoolmaatschappelijk werker, Thecla Radersma. Zij is telefonisch bereikbaar onder het nummer van de school: 035 – 685 69 07. Elke ouder of leerling kan een beroep op haar doen als er problemen zijn, van welke aard dan ook, waar zij niet met de leerkracht over durven of willen praten.
Het gesprek wordt vertrouwelijk behandeld en er worden geen stappen gezet zonder de toestemming van de betreffende ouder of leerling.

image

PAD

PAD richt zich net als PBS op preventie. Dit gebeurt door te werken aan:

  1. Zelfbeeld: hoe waardeer ik mijzelf en hoe gedraag ik mij tegenover mijn leeftijdgenoten?
  2. Zelfcontrole: hoe stem ik mijn gedrag op mijn gevoelens af?
  3. Gevoelens: hoe ga ik om met de gevoelens van mijzelf en de ander?
  4. Probleemoplossen: hoe kan ik op een prettige en goede manier een probleem oplossen?

Het eerste thema gaat over het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. PAD besteedt daarbij veel aandacht aan het omgaan met leeftijdgenoten. In dit thema wordt het ‘Pad-leerling van de dag’ geïntroduceerd. Het Pad-leerling van de dag mag de leerkracht helpen en krijgt van zijn medeleerlingen en van de leerkracht expliciet complimentjes. Zo is er systematisch aandacht voor het versterken van het positieve zelfbeeld van de leerling.

Het ontwikkelen van zelfcontrole is het tweede thema. Dit gebeurt aan de hand van de Schildpadmethode en de Stoplichtmethode. De leerlingen leren deze methodes in de PAD-lessen, maar ze kunnen deze technieken gedurende de hele schooldag inzetten. Net als bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld, komt zo ook het thema zelfcontrole systematisch aan de orde bij de dagelijkse activiteiten op school.

In het derde thema staat het leren begrijpen van gevoelens, waarden en oordelen centraal. Dit gebeurt dat door:

  • het leren van nieuwe ‘emotiewoorden’;
  • het leren herkennen en verwoorden van eigen en andermans gevoelens;
  • het leren sturen van eigen gedrag;
  • het leren aan welke oorzaken of gebeurtenissen gevoelens toegeschreven kunnen worden;
  • het leren dat gevoelens, waarden en oordelen met elkaar te maken hebben;
  • het leren omgaan met leeftijdsgenoten.

Het vierde thema bouwt voort op de Schildpadmethode en de Stoplichtmethode. In dit thema oefenen de leerlingen op een meer abstract niveau met de vaardigheden die nodig zijn om problemen op te lossen. Dit gebeurt met behulp van de elf stappen van het probleemoplossen:

  • Word rustig en denk na
  • Wat is het probleem?
  • Welke gevoelens spelen een rol?
  • Wat is het doel?
  • Welke oplossingen zijn er?
  • Wat zijn de gevolgen?
  • Kies de beste oplossing!
  • Maak een plan.
  • Voer het plan uit.
  • Werkt mijn plan?
  • Anderen oplossingen proberen